Jagen op de toekomst

Hij struinde heel Nederland af op zoek naar een plek voor zijn windmolens, leurend met een idee waar niemand brood in zag, waar de buitenwereld om moest gniffelen en waarmee de zogenaamde experts hem voor gek verklaarde. Inmiddels ontwikkelt Alfons Wispels grote duurzame energieprojecten, zoals windmolenparken en zonne-energie installaties en is zijn bedrijf Raedthuys verkozen tot groenste energiebedrijf van Nederland.

Alfons Wispels

Alfons Wispels

‘Laten we bij mij thuis afspreken,’ zegt hij als ik vraag of hij me voor de Succesmarathon wil vertellen over wat er achter zijn succes zit. ‘Thuis’ is een groot landhuis in Enschede, een paar honderd meter van het bedrijf. Tuin, gang en keuken liggen bezaaid met kinderspeelgoed en –fietsjes.  ‘Zeg het maar, waar wil je zitten?’ Het wordt de keukentafel. Ik kan kiezen tussen vijf soorten thee. ‘Die heb ik speciaal in huis gehaald, want ik drink zelf alleen maar koffie.’

‘Ik ben een laatbloeier,’ zegt hij als ik hem vraag naar zijn succes.

‘Wanneer ging je bloeien dan?’

‘Toen ik een jaar of 30 was, in de tijd dat ik mijn eerste bedrijf had verkocht. We verzekerden Ferrari’s, Lamborgini’s, dat soort aparte dingen, een gat in de markt. We hadden drie vestigingen en ik was bezig met nummer vier. Ik ging pas nadenken toen mijn vader kwam te overlijden. Hij was assuradeur, had altijd hard gewerkt, maar voordat hij dood ging zei hij tegen me ‘ik had toch iets anders moeten doen’. Hij heeft goed geld verdiend, maar het heeft hem nooit gelukkig gemaakt. Dat was een eyeopener. Ik dacht ‘hoe zit dat bij mij?’ Eigenlijk had ik hetzelfde gevoel als mijn vader, het werk maakte me niet echt gelukkig.’

‘Je was 30. Je verkocht je bedrijf zo goed dat je vanaf dat moment financieel onafhankelijk was. Toch zeg je dat je een laatbloeier bent. Het opbouwen van dat bedrijf noem jij geen bloeien?’

‘Het was mooi en ook wel succesvol, maar ook kopieerbaar. Het was nog niet het ultieme. Ik had iets onbestemds in me.’

‘Hoor je wel wat je zegt: je was financieel klaar op je 30ste en toch vond je dat je nog niet gebloeid had.’

‘Nee.’

‘‘Financieel klaar’ is niet hetzelfde als succes hebben?’

‘Dat heeft er niks mee te maken?  Geld is wel de olie op de motor om dingen te kunnen doen. Maar het voelde niet goed. Het klinkt gek, maar ik had het gevoel dat het niet echt ondernemen was zoals ik dacht dat ondernemen zou kunnen zijn. Er moet toch iets mooiers zijn. Iets waar ik me gelukkiger in voel. Ik wil dingen doen die een ander niet ziet.’

‘Je hebt een groot bedrijf opgebouwd, woont in een prachtig huis, je bent zoals je het zelf noemt ‘niet onbemiddeld.’ Ben je nu succesvol?’

‘Ik heb nog steeds hetzelfde onbestemde gevoel. Succes heeft ook niks met geld te maken. Mensen die schoenmaker zijn en dat 40 jaar met liefde doen, die vind ik enorm succesvol.  Misschien vind ik mensen wel succesvol als ze perfect gelukkig zijn in de dingen die ze doen. Als ik bijvoorbeeld een arts zie die dan op zijn 70ste of 80ste nog praktijk houdt, dan denk ik ‘wat een succes!’’

‘En moet zo’n arts of schoenmaker ook goed zijn in zijn vak?’

Dat is wel mooi, maar je hoeft niet buitensporig goed te zijn.

‘Vond de omgeving het een goed idee dat je de boel ging verkopen?’

Ik heb heel veel scepsis ontmoet. Ik heb er twee jaar over gedaan om ideeën uit te broeden en om te kijken wat ik nou precies wilde gaan doen, van ’93 tot ’95.  Het basisplan was: windmolens in participatie verkopen. Ik had ook een verzekeringspolis bedacht, want die windmolens kon je nergens verzekeren. Op een gegeven moment ging ik naar de accountant en hij zat een tijdje te knikken. En na een uurtje zeg ik ‘nou wat vind je ervan?’ ‘Niet doen.’, dat was het enige dat ie zei. ‘Niet doen. Veel te moeilijk. Je hebt geld verdiend en dat moet je houden.’
De eerste gedachte is dan natuurlijk ‘oei.’ En de tweede gedachte direct ‘en nu ga ik het doen ook.’ Want als hij het moeilijk vindt, vindt iedereen het moeilijk. Ik had vanaf het begin het gevoel dat ik een gat in de markt had. Een accountant denkt in risico, dus als zo’n man zegt ‘niet doen’, dan moet je het juist doen. Ik ben de jongste uit een gezin van tien kinderen, dus misschien is dat toch wel dat eigenwijze mannetje dat wil bewijzen dat hij het wel kan.’

‘Je had makkelijk praten. Je had geld genoeg.’

‘Ik heb enorme risico’s gelopen. Bijvoorbeeld in 1997, het liep tegen het einde van het jaar, en die windmolen moest vóór 31 december op het net zitten en draaien. Ik had nog geen participatie verkocht. En zo’n windmolen kost een paar miljoen. Als het was mislukt had ik een groot probleem gehad. Dan was ik heel veel geld kwijt geweest.
Het kostte zo veel moeite om mensen te overtuigen. Het was een gat in de markt voor mij, maar die mensen die dachten ‘een windmolen? En hoe zit dat dan met verzekering, en gaat dat ding niet stuk en valt ie niet om? Allemaal vragen waar ik zelf nooit bij stil had gestaan. Dus ik dacht zelf wel eens ‘jeetje jongens, komt dit nog wel goed? Hoe kom ik hier nog uit?’
Mijn toenmalige vriendin heeft wel duizend keer tegen me gezegd ‘stop er toch mee, iedereen lacht je uit.’ En dat raakte me wel, het is natuurlijk nooit fijn om uitgelachen te worden. Maar dat was ook de prikkel om meer gas te geven. ‘Dit is dus wat de samenleving denkt,’ dacht ik. ‘Het is blijkbaar nog niet geaccepteerd. Op het moment dat de acceptatie komt, komen er vele volgers.’’

‘Is er wel eens een moment geweest dat je dacht ‘ik geef het op.’’

‘Opgeven was geen optie. Er zat heel veel geld in.’

‘Vind je het nou zelf een succesverhaal?’

‘Zakelijk ben ik wel overtuigd van wat we doen, we hebben goeie mensen. Ik denk natuurlijk wel eens hoe gaat dit bedrijf dat allemaal doen de komende vijf of tien jaar, maar daar komen wel oplossingen voor. Er zijn ook dingen, die moet de tijd leren: ouderschap. Ben ik wel een goeie vader? Daar heb ik wel twijfels over. Geef ik ze genoeg liefde, genoeg aandacht, behandel ik mijn vier kinderen wel gelijk? Daar ben ik niet altijd even zeker over. Als iets fout gaat in de bussiness, dan verlies je veel geld. Maar een kind verliezen is onmogelijk. Of als je kind pijn heeft, is dat een pijn die jij ook voelt. Ik heb pas echt succes als ik een goede vader voor mijn kinderen ben. Dat staat echt met stip op één. Dus als ik ze tijd en aandacht geef. Ik maak heel veel grapjes met ze, ik knuffel veel met ze, ik merk ook hoe gek ze met me zijn. Als ze dan hier zijn, ik heb ze de helft van de week, dan kan ik daar echt van genieten.
Succes is ook dat je het kan delen. Thuis bijvoorbeeld. Ik ben nu gescheiden, maar ik kon lastig dingen delen. Het feit dat ik met het werk steeds verder kwam en zij daar niet in deelnam, dat vond ze wel moeilijk. Waardoor het voor mij lastig was de successen te delen. Dat lag altijd gevoelig.’

‘Als je in je eentje thuis zit te vieren dat je succes hebt, heb je eigenlijk geen succes?’

‘Voor wie heb je het dan hè? Nou ja, ook wel voor mezelf, want zo egoïstisch is een mens, denk ik, maar als ik het alléén vier, kan ik niet dagen in de wolken zijn.
Ik kan het gelukkig wel echt vieren met mijn collega’s. Maar ik geniet te weinig. We zijn verkozen tot het Groenste energiebedrijf van Nederland, dat is echt geweldig, echt een kick. Maar ja, jongens, het moet allemaal wel nog gebeuren hè. Ik zit continu te jagen op de toekomst. Dat is ook wel de aard van het beestje: het is nooit goed genoeg.
Ondernemen kun je vergelijken met topsport. Je hebt minder oog en tijd voor je omgeving, minder tijd beschikbaar voor social life. Ik ben niet van de clubjes gelukkig, maar het kost wel relaties, het kost liefde. Het maakt vriendschappen stuk. Ik heb bijvoorbeeld één vriend en dat is mijn broer, omdat die snapt als ik het druk heb.’

‘Is succes een marathon of een sprint?’

Bij een sprint mag er helemaal niks fout gaan. Maar dit is gewoon 30 jaar lang keihard werken. Dat is dus de marathon waarin je goeie kilometers hebt, slechte kilometers, waarin het weer tegenzit, waar alles in gebeurt. Als ik terugkijk heb ik van mijn fouten veel meer geleerd dan van de dingen die ik goed deed. Mensen denken bijvoorbeeld wel eens dat ik een allesweter ben, maar ik weet heel weinig. Daar kan ik wel eens onzeker over worden. Vroeger ging ik dan meepraten over dingen waar ik helemaal geen verstand van had. En daar prikt iedereen natuurlijk doorheen. Ik zat een keer bij de NUON in een gesprek over elektrische infrastructuur, ik had geen idee waar die man het over had en ging toch met hem meepraten. En opeens zegt hij ‘wat heb jij nou, jij hebt er helemaal geen verstand van.’ Ik zei ‘nou dat klopt, dat had ik nooit moeten doen, maar ik zal zorgen dat er iemand bij je komt die het wel weet.’
Wat ik ook lastig vond was het spreken in het openbaar. Ik had toch het idee dat mensen het niet interessant genoeg vonden wat ik te melden had. En dat denk ik nog wel eens. Maar ik werd steeds meer gevraagd. Dan dacht ik ‘laat iemand anders het maar doen.’ Ik probeerde altijd om er onderuit te  komen. Ik dacht toch dat presenteren een kunst was. Of een gave of hoe je het ook noemt. Ik wist niet dat je het kon leren. Het was voor mezelf ook wel een overwinning toen ik dat eenmaal ontdekt had. Het eerste verhaal dat ik daarna hield voor 500 mensen, toen dacht ik wel van ‘wauw’. Sterker nog als je me had gezegd ‘je moet de hele week het verhaal vertellen, dan had ik het de hele week verteld. Het was net of ik in mezelf keek en opeens dacht ‘verrek, wat doen we een leuke dingen.’’

‘Wat is je advies aan anderen?’

‘Het heeft toch te maken met hoe je bent. Als ik op een terras zit, dan denk ik ‘waarom zitten hier nou 5 mensen en daar niemand? Wat is hier goed, hoe is de bediening, wat is de kwaliteit van de cappuccino? Dat is een ziekte bijna. Maar dat doe jij waarschijnlijk ook.’

‘En als je niet zo bent?’

‘Als je niet zo bent, kun je dat niet leren, dan is dat veel te vermoeiend. ‘Geloof in je dromen’, dat is het belangrijkste advies dat ik kan geven.’

Getagd met , , , , , , , , ,