De magie van verhalen


Iedereen kan praten, iedereen kan woorden produceren. Maar een verteller zorgt ervoor dat anderen die woorden ook willen horen en dat ze het ook nog eens onthouden. Presentatrice Karin de Groot is zo’n verteller, die besloot om over haar ervaringen een boek te schrijven. Een boek dat ze heel toepasselijk Vertel! heeft genoemd.

Happinez stelde haar zes vragen over de levenslessen die ze opdeed als presentatrice, wie haar grote leermeester is en wat haar grootste blunders zijn geweest.

1. Hoe kwam je op het idee dit boek te schrijven?
Het boek is gek genoeg ontstaan uit pure frustratie om het verloren talent dat ik om me heen zie. Ik zie zo veel mensen die een goed verhaal te vertellen hebben. Maar ze durven niet. En als ze wel durven, vertellen ze het op zo’n manier dat niemand hoort wat ze zeggen. Er zijn natuurlijk wel presentatieboeken, maar de aanwijzingen in die boeken zorgen er vaak voor dat het nóg moeilijker wordt.

Het mooie is dat ik inmiddels weet dat echt iedereen een verhaal kan vertellen:
dan heb ik het niet alleen over presenteren op een podium, ook tijdens vergaderingen gaan talloze goede ideeën verloren door de manier waarop ze gebracht worden en tijdens netwerkgesprekken lopen mensen kansen mis omdat ze niet goed duidelijk kunnen maken wat ze doen. En dat is eeuwig zonde.

2. Wat was het meest gênante moment uit je eigen carrière?
Heb je even? Tijdens de voorbereiding van een dagelijks live-programma dat ik presenteerde, was er geen kamertje in de buurt waar ik me vlak voor de uitzending even terug kon trekken om voor mezelf op een rijtje te zetten wat ik ook al weer moest gaan doen. Er was wel een ruime bezemkast. Terwijl ik in vol ornaat in die kast stond, make-up en haar gedaan, microfoon al opgespeld en tekstkaartjes in de hand, opende een gast per ongeluk die deur. Ik vond het op dat moment zo gewoon dat ik daar stond, dat ik hem helemaal niet heb uitgelegd wat ik daar stond te doen. Ik zei alleen ‘goedemorgen.’ Toch ben ik ook daarna iedere dag nog even vlak voor de uitzending in die kast gaan staan om me te concentreren, je moet nu eenmaal niet bang zijn om rare dingen te doen als ze je helpen beter te presteren.

Ik heb ook wel eens tijdens een live-uitzending de slappe lach gekregen. Ik had nogal een haat-liefde verhouding met humor tijdens het presenteren. Vooraf bedachte grappen werden altijd tenenkrommend. Ik besloot de humor alleen nog een kans te geven als die spontaan kwam. En dat gebeurde. Het erge was dat ik meteen besefte dat het niet eens een leuke grap was geweest, maar puur het feit dát ik een grap had gemaakt veroorzaakte bij mij de slappe lach. Ik probeerde dat uiteraard te verdoezelen met wat gekuch en gesnuif. Ik heb toen mijn oude trucje om serieus te blijven van stal gehaald: al sinds mijn negende jaar kan ik de slappe lach onderdrukken door te denken: de hond is dood. Toen onze eerste hond echt net dood was, zorgde het verdriet ervoor dat ik mijn lachen in kon houden, later werkte de zin ‘de hond is dood’ als een pavlovreactie.

3. Wie was voor jou de meest waardevolle leermeester?
Oscar van der Kroon. Ik volgde bij hem een interviewtraining en hij was ruim een jaar mijn coach. Van hem leerde ik dat er geen foute vraag of foute manier van presenteren bestaat. Het maakt niet uit wat je doet, zo lang je bereikt wat je wilde bereiken. Het geeft dus niet als je met een kromme rug en je handen in je zak op een podium staat tijdens het presenteren, het geeft niet of je stottert of vlekken in je nek krijgt, zo lang mensen naar je willen luisteren en horen wat je zegt, is het goed. Maar je moet wel weten wat het effect is van wat je doet. Zodra je snapt wat het effect is kun je een keuze maken, kun je beslissen het anders te doen. En dat ‘anders doen’ moet dan wel in je gereedschapstas zitten, je moet er mee geoefend hebben en weten welk effect je bereikt als je het anders doet.

Voor mij staat die les symbool voor het hele leven: er bestaat geen goed of fout voor álle situaties. Ik ben bijvoorbeeld erg voor het vertellen van de waarheid, maar er zijn momenten denkbaar waarop het veel liefdevoller is om te liegen.

4. Heb je een praktische tip waarmee je je presentatietechnieken kunt verbeteren?
Ga op zoek naar twee, maximaal drie aanwijzingen die jouw presentatie beter maken. Er zijn heel veel presentatietips te vinden in boeken en op het internet. Dat zijn stuk voor stuk vast tips die ooit bij iemand geholpen hebben, maar dat wil niet zeggen dat ze ook bij jou werken. Film jezelf thuis terwijl je een presentatie houdt. Film jezelf ook als je verschillende aanwijzingen uitprobeert. Van sommige aanwijzingen wordt je waarschijnlijk zelfs slechter. Kies uiteindelijk uit de tien of vijftien dingen die een beetje helpen de twee of drie aanwijzingen die het meeste effect hebben, die je echt mooier maken. De komende tijd ga je alleen op die drie dingen letten. Pas als je een van die dingen echt onder de knie hebt, en dat kan best een jaar duren, kijk je nog eens naar dat lijstje met de andere aanwijzingen. De kans is overigens groot dat een gedeelte van dat lijstje inmiddels overbodig is geworden.

Als je jezelf beoordeelt, doe dat dan met zachtheid. Kijk naar jezelf zoals je naar een vriend of vriendin kijkt. Natuurlijk heb je rare trekjes of maak je fouten, maar je hebt vast veel meer leuke kanten: een vriendelijke uitstraling, een mooie stem of een originele woordkeuze. Probeer alsjeblieft niet al jouw eigenaardigheden weg te poetsen, de kans is groot dat je tegelijkertijd al de leukigheid wegpoetst.

5. Heb je tips om een zwaar verhaal licht te vertellen?
Ik ben daar een groot voorstander van. Al kan het volgens mij alleen als het om je eigen zware verhaal gaat. Als je iemand moet vertellen dat hij of zij ongeneeslijk ziek is, is het nogal ongepast om dat licht te maken. Maar als het om je eigen verhaal gaat, kan dat natuurlijk wel. Begin sowieso met je af te vragen waarom anderen dit verhaal moeten horen. Als je alleen graag je verhaal kwijt wilt, kun je beter een goeie vriend of vriendin vragen om naar je te luisteren. Bedenk vooraf wat anderen aan het verhaal kunnen hebben, er moet tenslotte ook voor de toehoorders iets te winnen zijn, een reden om te blijven luisteren.

Ga ook op zoek naar de lichtpuntjes. Je hebt bijvoorbeeld veel geleerd van wat er gebeurd is, je hebt daardoor bijzondere mensen ontmoet of je bent het leven op een andere manier gaan waarderen. Laat aan het begin van je verhaal al merken dat die positieve kant er is, de toehoorders kunnen gerust zijn, het wordt misschien treurig, maar niet alléén. Zorg ook dat je tijdens het vertellen licht en zwaar afwisselt: een verhaal dat aan een stuk door zwaar is, is voor niemand uit te houden.

Je kan ook gebruik maken van humor: Hoe ellendig de situatie ook is, heel vaak wordt er ook gelachen. Die momenten kun je gebruiken in je verhaal. Zelfspot kan werken, galgenhumor ook. Het zijn de grappen die je alleen kan maken als je zelf het slachtoffer bent. Zodra iemand anders het doet, wordt het pijnlijk. Kies altijd jouw eigen manier om het verhaal lichter te maken. Gebruik geen trucjes, blijf dicht bij hoe je in het dagelijks leven zorgt voor een beetje licht en lucht.

6. Wat is het verschil tussen een prater en een verteller?
Iedereen kan praten: woorden produceren. Een verteller zorgt ervoor dat andere die woorden ook willen horen, dat ze benieuwd zijn naar de rest van het verhaal en dat ze het ook nog eens onthouden. Je hoeft daarvoor geen gebóren verteller te zijn.

Chip Heath, docent organisatiegedrag aan Stanford University, liet studenten een presentatie van een minuut houden. Meteen na de presentaties liet hij de toehoorders bepalen wat de goede sprekers waren. En daar kwam precies uit wat je zou verwachten: de sprekers die werden gekozen, waren de ‘lekkere’ vertellers. Na deze oefening zorgde Heath ervoor dat de toehoorders afgeleid werden. Ze dachten dat de oefening klaar was, maar na ongeveer tien minuten vroeg hij ze om op te schrijven wat ze zich konden herinneren van wat de verschillende sprekers verteld hadden. En dan gebeurt er iets verrassends: de toehoorders kunnen zich nauwelijks herinneren wat ze tien minuten daarvoor gehoord hebben. Gemiddeld gebruikten de studenten veel feiten, namelijk 2,5 per minuut. Maar een op de tien studenten vertelt een verhaal. Het gekke is dat nog maar 5 procent weetjes of feiten kan reproduceren. 63 procent kan zich wel de verhalen herinneren. Ieder jaar begint Heath zijn cursus met dit onderzoek en steeds weer is de uitkomst dat de beste sprekers de sprekers zijn die verhalen vertellen. De verhalen onthouden we en tegelijkertijd weten we ook welke feiten of weetjes daaraan vastzitten. Als je een verteller wilt worden moet je de boodschap die je kwijt wilt verpakken in een verhaal.

Artikel verschenen op Happinez.nl

Getagd met , , , , ,