‘Ik kan ieder moment door de mand vallen.’

Marjolein Blaauboer is pas 33. Op dit moment doet ze onderzoek naar het ontstaan van de ruggenwervels. Ruim een jaar geleden promoveerde ze aan de VU met een onderzoek naar longfibrose. In de zeven jaar daarvoor deed ze twee studies, rondde de één cum laude af en de andere bijna cum laude. Ze won een Promising Young Scientist Award, een Young Talent Graduation Price en een Young Investigator Award. Tijdens haar studie schaatste ze ook nog zo fanatiek dat ze tegen de subtop van Nederland aan zat.

En toch …. als ik haar vraag of ze mee wil werken aan een interview over succes, schrikt ze zo dat ik ervan overtuigd ben dat ze ‘nee’ gaat zeggen. We mailen, we drinken nog eens een kopje thee en steeds is er weer die twijfel: ik ben helemaal niet zo succesvol en ik weet niet eens of ik over tien jaar nog in de wetenschap zit. En pas als ik zeg dat het er ook niet om gaat of zij zichzelf succesvol vindt, dat succes je wordt toegedicht door anderen en dat succesvolle mensen daar zelf vaak heel anders naar kijken, begint er iets te schuiven. Het antwoord wordt ‘ja’ als blijkt dat het gesprek ook mag gaan over de tegenslagen, de twijfels en de onzekerheden.

Marjolein Blaauboer

‘Het wordt een keukentafelgesprek,’ zegt ze als ik aan het eind van de middag bij haar thuis kom. Ze excuseert zich over het huis waar een langdurige verbouwing plaatsvindt en samen bekijken we de keuken die al wel af is. De koekjes bij de thee zijn gebakken door David, haar zoontje van tweeënhalf.

‘Ik moet zeggen dat het wel helpt als je een kind thuis hebt,’ zegt ze als ik haar vraag naar haar wetenschappelijk onderzoek. ‘Als het allemaal niet lukt en je komt thuis, dan denk je ‘wat is nou echt belangrijk.’’

‘Zit het vaak tegen?’

‘Ja, dat is wetenschap. Je doet altijd dingen die nog nooit iemand heeft gedaan en dat kan heel leuk zijn, maar je hebt altijd het risico dat het niet lukt. Dat hoort er bij.’

‘Dus wat dat betreft kun je succes inderdaad met een marathon vergelijken.’

‘O, dat is een hele grappige, want ik ben van huis uit sprinter met schaatsen, maar ik vind toch dat succes een marathon is. Ik zat bij de nationale subtop, meestal net geen NK. Maar ik heb wel één keer het NK afstanden gereden, de 500 meter.’

‘Je was een sprinter en toch vind je succes een marathon?’

‘Het is eindeloos lang volhouden. Het ene jaar had je een verkoudheid waardoor je net niet lekker door kon trainen en dan verzwikte je je enkel weer. Ieder jaar gebeurt er wel iets waardoor het net niet lukt. Je moet een keer een jaar hebben dat het allemaal wel lukt. En dat is met wetenschap ook een beetje zo: Je doet al die proeven en heel af en toe lukt er één. Je moet genoeg motivatie hebben om ook in die mindere tijden door te gaan en te blijven geloven dat er ooit wat leuks uit zal komen.’

‘En dat is bij jou blijkbaar gelukt. Kan ik dus zeggen dat je succesvol bent?’

(diepe zucht)
‘Dan kom je op het onderscheid tussen een goede wetenschapper en een succesvolle. En ik ben bang dat niet alle goede wetenschappers succesvol zijn. Sterker nog, ik ben wel zo arrogant om te denken dat ik een goede wetenschapper ben, maar als je succesvol wilt zijn in de wetenschap moet je ook geld binnenhalen. Ik mis een beetje de bravoure van ‘ik zal het wel eens even doen. Geef mij dat geld maar, want dan ga ik het helemaal maken.’
Ik was op de basisschool al nadrukkelijk een van de betere leerlingen. Toen ging ik daarna naar het gymnasium en toen dacht ik ‘nou dan zal ik nu wel door de mand vallen want daar komen alleen de slimste kinderen.’ Maar ook daar bleek ik nog steeds redelijk makkelijk doorheen te lopen. Met mijn studie idem dito. Ook bij het promoveren dacht ik ‘alleen de beste studenten gaan promoveren, nu zal ik dan toch wel door de mand vallen.’ En nu zit ik weer bij de volgende stap, nu gaan er ook weer mensen afvallen.’

‘Dus je gaat nu door de mand vallen.’

‘Nou dat ben ik dus aan het doen volgens mij. Ik ben al anderhalf jaar bezig en ik heb nog steeds geen publicatie.’

‘Besef je wel dat nog geen half procent van de Nederlandse bevolking is gepromoveerd.’

(lacht)

‘Waarom moet je daar om lachen?’

‘Het klinkt nu net alsof promoveren het einddoel is. Ik weet gewoon niet of ik dat nou een prestatie van mezelf vind. Ik ben slim geboren, daar kan ik verder niks aan doen, daar moet ik mijn ouders voor bedanken.’

‘Heb je hard gewerkt om hier te komen?’

‘Ik ben begonnen met bewegingswetenschappen. Maar ik bleef met vragen zitten, want als je ‘waarom’ gaat vragen, ‘waarom word je nou sterker als je gaat trainen?’ dan zijn het toch de cellen in de spieren die uiteindelijk de aanpassingen gaan doen. Dus door het alsmaar ‘waarom’ blijven vragen kwam ik uit bij de cellen en besloot ik een master celbiologie te doen.’

‘Kon dat dan zomaar?’

‘Nou ik moet eerlijk zeggen dat ik het zelfs pittig vond. Ik had bijvoorbeeld nog nooit microbiologie gehad. Dus om dat gaatje in mijn kennis te vullen, heb ik het derdejaarsvak microbiologie gedaan.’

‘Was er geen eerste- of tweedejaarsvak microbiologie?’

‘Van het eerstejaarsvak heb ik in de avonduren het boek doorgelezen. Als ik nu terugdenk aan hoe je in je studententijd de week opvult: ik speelde toen ook nog in een bandje en ik probeerde nog te schaatsen. Nu ben ik al blij als ik thuis ben, en dan moet ik nog koken. ‘

‘Je hebt uiteindelijk in zeven jaar twee studies gedaan: bewegingswetenschappen en celbiologie. Was je trots op jezelf?’

‘Ehm…. ging wel. Maar het was wel leuk dat ik een afstudeerprijs won. Omdat ze het zo leuk vonden dat ik eigenhandig die studies gecombineerd had.
Was trouwens nog 10.000 euro. En de grap was, ik wist dus niet dat ik genomineerd was en op een gegeven moment kreeg ik een brief thuis bij mijn ouders. Ik was op dat moment aan het winkelen in de Kalverstraat en ik was heel erg aan het twijfelen of ik nou die broek van 70 euro zou kopen. En mijn moeder belde om te vertellen dat er post voor me was. ‘Dat maak ik wel een keertje open, het zegt me allemaal niks’, riep ik tegen haar. ‘Papa vindt dat je hem open moet maken’.
Dus ik zei ‘bel zo maar terug, ik moet nu even afrekenen.’ En toen belde ze terug met de woorden ‘nou, zoek nog maar een broek uit.’

‘Maar eigenlijk vroeg ik of je trots was op jezelf?’

‘Toen ik die prijs won dus wel. Dat anderen dat dan zeggen, dat hielp wel.’

‘Daar had je anderen voor nodig?’

‘Blijkbaar wel.’

‘Is het nou een soort valse bescheidenheid of verbaast het je echt iedere keer weer?’

‘Ik ben inmiddels niet meer verbaasd dat mensen mij een goeie wetenschapper vinden, want dat geloof ik inmiddels zelf ook wel. Maar ik vind het bijna alsof ik daar niet trots op mag zijn omdat ik daar niks voor heb gedaan.’

‘Hoe kwam je op het idee van promoveren?’

‘Je wordt opgeleid tot wetenschapper. Dus dan is promoveren een logische stap.’

‘Je had het net over je angst om door de mand te vallen. Heb je tijdens het promoveren gedacht ‘nou ik weet niet of dit nog goed komt?’’

‘Toen ik bijna een jaar bezig was, vertrok mijn promotor. Op datzelfde moment stond de baan van mijn copromotor op losse schroeven en werd mijn dagelijks begeleider er uit gezet omdat er geen geld meer voor was. Die drie mensen waren essentieel voor mijn project. Mijn promotor nam ook nog eens het onderzoek met zich mee, dus opeens veranderde het onderwerp van mijn promotie. Ik was bijna een jaar bezig en opeens wist ik niet meer wat we aan het doen waren met z’n allen. Dat heeft me wel genekt toen.
Ik ben depressief geweest. Het hielp niet mee dat mijn privésituatie ook niet optimaal was: mijn vriendje, nu mijn man, zat in het buitenland en het was allemaal heel onduidelijk wanneer hij naar Nederland kon komen. En ik heb toen ook nog wat gezondheidsproblemen gehad. Nou dan weet je het echt even niet meer. Mijn werk, mijn gezondheid en mijn thuissituatie stonden allemaal op losse schroeven.’

‘Ik denk dat er heel veel mensen zijn die zouden denken ‘nou weet je ik ga gewoon een baan zoeken en dat promoveren dat moet dan maar niet.’’

‘Maar ik vond promoveren niet moeilijker dan een baan zoeken. Ik ben een tijdje op therapeutische basis naar het werk gegaan om domme klusjes te doen zodat ik uit mijn bed kwam. Puntjes in bakjes doen. Of een beetje opruimen. Klusjes die ik mijn zoontje van tweeënhalf ook wel kan laten doen. Het heeft lang geduurd voordat mijn zelfvertrouwen terug was, voordat ik aan tafel tijdens een bespreking durfde te zeggen wat ik ergens van vond.’

‘Kun je dat moment nog herinneren?’

‘Het was ruim een jaar later. Tijdens een werkbespreking zei ik opeens ‘ja maar dat vind ik helemaal niet.’ Ik dacht whoo, dat zou ik een paar maanden geleden niet hebben durven zeggen.’

‘Je bent ondanks al die tegenslagen en onzekerheden toch verder gaan promoveren. Waar ging je promotie uiteindelijk over?’

‘Ik heb gekeken naar longfibrose, een hele progressieve longziekte. Zodra het wordt gediagnosticeerd betekent dat eigenlijk dat je er binnen een paar jaar aan dood gaat. We weten niet goed hoe die ziekte ontstaat en dat is wel interessant omdat we dan kunnen proberen om het te voorkomen, te stoppen of terug te draaien. Uiteindelijk heb ik wel ontdekkingen gedaan die waardevol zijn als ze een medicijn gaan ontwikkelen.’

‘Ik kan me helemaal niks voorstellen bij hoe jouw dagen er dan uitzagen.’

‘Nou ja, met veel onderzoeken ben je een paar maanden bezig. Je bereidt alles zo goed mogelijk voor, maar toch loop je tegen allerlei frustraties aan. Dan bestel je bijvoorbeeld een eiwit en dan wil het niet oplossen. En dan blijken anderen daar ook mee gewerkt te hebben, dus dan ga je die eens bellen. En dan zeggen ze ‘nee, maar je moet dat zo doen,’ dus dan ga je dat proberen en dan lukt het niet. En dan ben je weer een week verder.
Nou op een gegeven moment heb je het toch opgelost, en dan voeg je het toe aan je celkweek die er dan nog een week mee moet groeien. Na die week moet je twee of drie dagen protocol draaien: dus dat is pipetteren en dergelijke, en dan moet het een uur staan. En dan moet je weer wat doen, en moet alles weer een kwartier staan en dan moet je wéér dingen doen voordat je het in de centrifuge kunt stoppen. En uiteindelijk na al dat werk kun je gaan kijken wat er in die cellen gebeurd is. En dan zie je géén verschillen! Dan zie je allemaal rechte lijnen, of het loopt allemaal raar of je meet dat hele gen niet.
Nou dan denk ik eerst ‘het zal wel aan mij liggen’, dus we gaan het nog een keer proberen, moet ik het misschien toch anders oplossen.
Dus dan doe je het allemaal nog een keer. En dan ben je weer twee weken verder en dan denk je ‘nee, dat was het dus ook niet.’ Of dan heb je iets gedaan en dan komt er wat bijzonders uit. En dan denk je ‘dat is leuk, we gaan het nog een keer doen’ en dan zie je het daarna nooit meer.’

‘Wat frustrerend.’

‘Ik denk dat ik daar in het najaar van 2012 wel minder gezellig van was. Op een gegeven moment heb je er zo veel tijd in geïnvesteerd dat het ook heel moeilijk is om te zeggen ‘ik moet met dit project stoppen.’ Aan de andere kant kun je ook zomaar ineens in een week twee hele leuke dingen vinden!’

‘Zit je over tien jaar nog in de wetenschap?’’

‘Ik weet het nog niet. Ik zou misschien wel een meer ondersteunende functie willen doen, iets dat in de wetenschappelijke wereld, binnen de pure wetenschap, niet echt mogelijk lijkt. Maar ik merk dat ik daar heel blij van word, om mensen te helpen. Als ik dat nu te veel doe, kost dat me mijn cv en dan red ik het niet in de wetenschap.
Mensen die besluiten om iets anders te gaan doen, daar wordt binnen de wetenschap dan wel op neergekeken. Dan ben je dus kennelijk mislukt. Zo zit het wereldje een beetje in elkaar. Dus mocht ik uit de wetenschap stappen dan weet ik dat ik die reactie kan verwachten en dat het dus niet aan mij ligt. En dat maakt het makkelijker denk ik.
Als ik andere mensen een advies zou geven, zou ik zeggen ‘kijk wat jíj belangrijk vindt en ga daar voor.’ Maar dat vind ik wel een lastige, want als ik dat had gedaan was ik misschien nooit gepromoveerd, terwijl ik het, net als de tijd dat ik depressief ben geweest, heel waardevol heb gevonden: ik ben er een completer mens van geworden.’

Foto Marjolein: Alejandro Peralta

Getagd met , , , , , , , ,